Een introductie.
In Warnsveld ligt het buurtschap Warken en de naar deze buurtschap genoemde Warkense Molen. Het licht glooiende coulissen landschap leende zich bij uitstek voor de vestiging van een windmolen. De natuurlijke hoogte waarop de molen is gebouwd, is goed voor vrije windvang en daardoor lag de keuze voor het type “grondzeiler” voor de hand. Bij dit type zeilen de toppen van de wieken vlak over de grond en wordt de molen vanaf de grond bediend. Het kruien van de molen (op de wind zetten), de zeilen voorleggen op de wieken en het verankeren aan de kruipalen (vastleggen van de molen) vragen geen extra verhoging boven de grond zoals bij een stellingmolen. De molen verkeert in een goede staat van onderhoud en is geheel maalvaardig. De molen is een rijksmonument.
Bouwwijze.
De Warkense molen staat op een lage stenen voet, is geheel van hout en met riet gedekt. De staart van de molen moet gezien worden als een stevige greep op de kap en het wiekenkruis waarmee de molen op de wind wordt gezet. Het wiekenkruis is oud-Hollands uitgevoerd met houten fokkeborden op de binnenroe (de roe die het dichtst bij de molen zit). De fokken of fokkeborden zijn aangebracht voor meer windvang en dus om de trekkracht te vergroten. Deze gebogen borden maken het mogelijk bij windkracht 3 al te malen terwijl anders windkracht 4 nodig is. Op het geruite lattenwerk van de wieken worden de zeilen voorgelegd, dit noemt men oud-Hollands.
Interieur.
De molen heeft een deur op het noorden, oosten en zuiden. Aan de westkant heeft het niet zoveel zin een deur te hebben, omdat de meest heersende wind uit westelijke richting komt en de molen dus vaak aan die kant staat te draaien. Het binnenwerk van de molen is volledig intact. Met een koppel zestiender kunststenen wordt maïs, rogge of gerst gemalen tot veevoer. De juiste fijnheid van het product wordt verkregen met de automatische regulateur of met het handbediende lichtwerk. Op de eerste verdieping, de steenzolder, zien we hoe de lopersteen wordt aangedreven en het gemalen graan wordt opgevangen om via een glijbaantje (de meelpijp) op de begane grond in de zak te vallen. Naast de kuip met de maalstenen staat de steenkraan waarmee de lopersteen (de bovenste) eruit getild kan worden om gescherpt te worden (het billen van de stenen). Binnenin, aan de zuidkant bevindt zich het luiwerk waarmee zakken graan op windkracht opgehesen worden naar de steenzolder. Aan de noordzijde staat nog een koekenbreker waarmee in het verleden lijnzaadkoeken gebroken werden die daarna tot veevoer vermalen werden.